Van Heinde en Verre: Notities van een terugkomer #49
Eerst het goede nieuws. Bij Elena is alles ‘blinkend schoon’. Afgelopen zondag heeft zij in haar appartementje geveegd, gedweild en ook de ramen gelapt. Dit alles ter voorbereiding van wat zij de heilige Paasweek noemt. Na de schoonmaak van haar huis dronk Elena een kop zwarte thee bij de buurvrouw. Vervolgens boenden zij samen het trappenhuis. Een prachtiger decor voor de wederopstanding van Christus is nauwelijks denkbaar.
Elena is de 69-jarige Oekraïense vrouw wier ‘Bericht uit de schuilkelder’ al sinds het begin van de ‘speciale militaire operatie’ van Rusland verschijnt in de Volkskrant. Haar verhaal van afgelopen dinsdag, dat zij begint met de beschrijving van haar poetswerk, trof mij extra, omdat het onbedoeld een illustratie is van de titel van een essay dat ik kort daarvoor las: ‘Optimisme zonder hoop’.
Het essay, als boekje uitgegeven voor de maand van de filosofie, is van Tommy Wieringa. De auteur neemt het potentieel loodzware thema van de klimaatcrisis onder de loep, om te komen tot een ‘optimisme van het temperament’, dat hem in staat stelt om ’te handelen zonder de verwachting dat het beter wordt’. Wieringa plaatst zich daarmee op een lange filosofische lijn, die onder meer terugleidt naar de Indiase Bhagavad Gita: Doe goed, en zie niet om.
De gruwelijke feiten
‘Het leek er zondag op dat ik de dag enigszins goed en zonder kalmeringstabletten zou kunnen doorkomen’, schrijft Elena. Maar dan, diezelfde zondag, bereiken haar de eerste berichten over een zoveelste Russische slachting van onschuldige burgers, dit keer in de stad Soemy. Tot zover het goede nieuws dus. De oorlog drukt haar met de neus op de gruwelijke feiten. Daar kan een verhaal over een ‘blinkend schoon’ appartamentje niet tegenop.
Of toch wel? Juist wel? Het valt mij vaker op dat in alle verhalen over de dystopische tijd waarin wij leven het meer dan eens de verhalen uit Oekraïne zijn die mij nog het meest optimistisch stemmen over waartoe de mens, individueel en in een gemeenschap, in staat is. Juist de ongevraagde oorlog in hun land brengt het beste in de Oekraïeners naar boven.
Nieuwe tactieken en nieuw materiaal
Dat blijkt onder meer uit hun defensie-industrie. Zeker, zonder buitenlandse militaire steun zou het land al lang door de troepen van Poetin onder de voet zijn gelopen. Maar in de afgelopen drie jaar heeft Oekraïne op talrijke manieren laten zien dat het in staat is de ellende van militaire aanvallen te pareren door voortdurend nieuwe tactieken en nieuw materiaal te bedenken en op het slagveld in te zetten.
Necessity is the mother of invention, zo blijkt maar weer. Ook daarmee geeft Oekraïne aan ons, mensen in bijvoorbeeld Nederland die voor het overgrote deel niet weten hoe het is om in een oorlog te leven, een wijze les. Het is niet ‘leuk’ maar ook een feit dat een defensie-industrie de motor kan zijn voor heel veel innovatie, en zeker niet alleen op militair terrein.
‘Wij zijn in oorlog,’ sprak de president van Frankrijk aan het begin van de covid-pandemie. De Nederlandse premier ging naar een goederenoverslagbedrijf en toepte daar over met: ‘Wij kunnen nog tien jaar poepen!’ Inmiddels meent ook Rutte dat wij oorlogsvoorbereid moeten zijn. Om Tommy Wieringa’s citaat van een Oekraïense soldaat te parafraseren: We mogen bang zijn, maar niet laf
Kees Broere