Van Heinde en Verre: Notities van een terugkomer #38
Natuurlijk vielen ze op. Van alle mensen in uniform zie ik hen waarschijnlijk het minst in de openbaarheid. Dus toen ik ze op straat zag lopen, die vrouw en die man, moest ik eerst ook wat dichterbij komen voordat ik doorhad om wie het hier ging. Om brandweerlieden. Vooral de vrouw trof mij. Zij was jong en blond en tenger. Maar door het stevige uniform dat zij droeg, had haar uitstraling iets bijzonder stoers.
Het duo was, net als ik, op weg naar het winkelcentrum bij mij in de buurt. Aha, dacht ik, daar is dus vast iets aan de hand. Spannend. Maar toen zij waren aangekomen in de overdekte galerij, liepen zij rustig kletsend winkel na winkel voorbij. Dat vond ik vreemd. Maar het werd nog gekker toen ik in tegenovergestelde richting een collega van hen aan het duo voorbij zag lopen. Zonder iets te zeggen, of zelfs maar te groeten.
Het tweetal stapte bij de supermarkt naar binnen. Daar zag ik, eerst tot mijn verbazing en toen tot mijn plezier, nog wel een stuk of tien andere stoere brandweerlieden lopen. Sommige met een mandje, andere met een karretje. Het leken opeens wel leerlingen in de pauze van hun middelbare school, zij het dan niet tieners met licht gillende stemmetjes en wapperende armen, maar kerels en grieten bij wie je je veilig voelt.
Een voorstelling
Blijkbaar zit in mijn buurtje een brandweerkazerne. Maar wat nu, zo dacht ik, als er elders in mijn wijk een brand zou uitbreken? Hier leek immers zowat het volledige personeel aan het winkelen te zijn. Ik vroeg het aan een van de brandweerlieden, een jongeman met een vriendelijk gezicht en een schitterende bos krullen. Hij keek me glimlachend aan en zei: ‘Als er brand uitbreekt, dan gaan wij aan de slag.’
Tja, dat had ik misschien zelf ook nog wel kunnen bedenken. Het nuchtere antwoord van de jongeman deed me opeens beseffen dat ik al een minuut of tien naar winkelende mensen in uniform aan het kijken was, maar dat ik daarbij vooral bezig was voor mijzelf een verhaal te maken waarin zij de door mij bedachte rollen speelden. Ik had de werkelijkheid omgewerkt tot een voorstelling.
Onbetrouwbare verhalen
Dat mag fantasierijk klinken, maar we doen natuurlijk de hele tijd niet anders. Wahrheit und Dichtung. Ik moet denken aan de psycholoog en ‘geheugenexpert’ Willem Wagenaar. In zijn rijke loopbaan was hij als deskundige ook regelmatig in een rechtbank te vinden, om daar bijvoorbeeld de als stevige waarheden gepresenteerde herinneringen van getuigen compleet onderuit te halen en als onbetrouwbare verhalen af te serveren.
We denken voortdurend van alles te weten, zeer zeker te weten zelfs, terwijl onze kennis vaak op weinig meer dan op drijfzand gebaseerd is. Dat zou ons voorzichtig en bescheiden moeten stemmen, maar dat gebeurt uiteraard zelden. Sterker nog, het ongefundeerde roeptoeteren is overal ter wereld aan de winnende hand.
We zouden allemaal een ‘innerlijke Willem Wagenaar’ kunnen gebruiken. In ons privédomein is er dan altijd nog voldoende ruimte om van onze verzinsels, zoals die over stoere brandweerlui, te genieten. De echte Willem Wagenaar, zo las ik, was een beminnelijk mens. Hij verzamelde toverlantaarns en liet in zijn huis een theater bouwen. Ook hij werkte de werkelijkheid om tot voorstellingen. Echt waar.
Kees Broere