Van Heinde en Verre: Notities van een terugkomer #32
Binnen mijn eigen familie was het in mijn jeugd de ‘grapschepel’, een woord voor een niet-bestaand apparaat, dat volgens mij elk jaar wel ergens opdook in een sinterklaasgedicht. Op landelijk niveau zijn er uiteraard talloze voorbeelden van zogeheten neologismes, nieuwe woorden die, als zij maar vaak en lang genoeg worden gebruikt (hoi, ‘regelneef’!) deel gaan uitmaken van het erkende standaardvocabulaire der Nederlandse taal.
Er is ook iets dat ik een tussencategorie zou willen noemen. Deze bestaat uit woorden of termen die niet eerder bestonden, die spontaan bij iemand naar boven komen, die dan door de toehoorder onmiddellijk begrepen worden en die vervolgens nergens ooit nog worden gebruikt (tenzij iemand er een stukje over schrijft). Een term als ‘het algehele malaisepunt’ bijvoorbeeld.
Ik heb het voor u nagezocht. Het woord ‘malaisepunt’ komt vooralsnog niet voor in de Dikke Van Dale. Ik heb het horen gebruiken door een doktersassistente. Zij was telefonisch in gesprek met iemand die, zo zou ik als leek zeggen, verschillende griepklachten en -klachtjes had. Ieder op zich misschien te weinig om in bed te blijven, maar allemaal samen genoeg om snotterend voor een algeheel malaisepunt te zorgen.
Nabokov
Na het bereiken van zo’n punt, zo maakte de assistente ongezegd duidelijk, kan het natuurlijk alleen nog maar beter gaan. Dat geldt trouwens tevens voor het horen van zo’n spontaan verzonnen uitdrukking, zeker als die dan ook nog eens uit een onvervalst Amsterdamse mond komt. Ik weet wel zeker dat degene die het gesprek met de doktersassistente voerde, glimlachend afscheid nam en zich na dit woordmedicijn meteen al wat energieker voelde.
Taal, het is al in ontelbaar veel boeken uiteengezet, heeft een werkelijkheidsscheppende kracht. Vrijwel iedereen kent bijvoorbeeld het vermogen om in de ‘eigen’ taal, die vaak de moedertaal is, met woordspelingen nieuwe betekenissen te maken. In een later aangeleerde taal is dat doorgaans een stuk minder vanzelfsprekend, althans voor zowat alle mensen die niet Vladimir Nabokov heten.
Serpentinetrap
Maar het kan wel degelijk ook andersom. Juist het minder goed beheersen van een bepaalde taal, zeg bijvoorbeeld het Nederlands, kan tot sterke creatieve effecten leiden. Een favoriet voorbeeld van mij is de man die ik ooit hoorde spreken op het terras van de befaamde Brasserie Keyzer in Amsterdam. Aan zijn accent te horen was hij oorspronkelijk Duitstalig. Hij was in gesprek met, ik verzin dit niet, taalvirtuoos Drs. P.
Beide heren hadden het over de inrichting van een statig huis. Daarbij kwam ook de binnentrap ter sprake. Uit de beweging die de gezel van Drs. P. maakte, maakte ik op dat hij op een wenteltrap doelde. Maar omdat hij niet op dit Nederlandse woord kon komen, kwam hij met serpentinetrap. Sinds die dag kan ik nergens meer serpentines zien hangen, of ik zeg tegen mijzelf: kijk nou toch, allemaal kleine wenteltrappen!
Nu ik weer in Nederland woon, komt de eerste taal van dit land in allerlei variaties tot mij. De opvallendste en vaak vrolijkststemmende vernieuwingen komen vaak voor rekening van mensen wier voorouders buiten Nederland zijn geboren. Zo kan iemand met Arabisch sprekende grootouders het soms wat pietepeuterige Nederlands een kosmische glans geven en daarmee mijn leven verrijken. Het geeft deze terugkomer moed. Als dank mag degene die onbedoeld het Nederlands vernieuwt volgend jaar op diens verlanglijstje een grapschepel zetten.
Kees Broere