Kennisbank

Van Heinde en Verre: Notities van een terugkomer #24

Ze zei het met fluwelen stem. Alsof zij een strik wilde leggen rond het giftige pakketje dat zij naar mij toe schoof. Dat haar aanbod neerkwam op een afwijzing, had zij mogelijk zelf niet in de gaten. Ze keek me vriendelijk aan. In een reflex keek ik schaapachtig om mij heen, in een halfhartige poging om duidelijk te maken dat ik niet had begrepen dat zij tegen mij sprak. Maar dit ging wel degelijk over mij. ‘Wilt u zitten, meneer?’

Simpeler kan een vernietigend vonnis ogenschijnlijk niet klinken. Haar vier woordjes kaatsten door de Haagse bus waarin ik zojuist was gestapt en waarin ik wilde blijven staan, omdat ik er bij de derde halte alweer uit moest, en begrepen heb dat mensen als wij, ingezetenen van welvarende landen, minder tijd zittend moeten doorbrengen. ‘Nee hoor.’ Meer wist ik niet uit te brengen. Keek daar iemand mij een tikje meewarig aan?

Een overlever

Een van mijn eerste confrontaties met ‘mijn ouderdom’ kwam toen ik net op Curaçao was komen wonen en een bezoek wilde brengen aan het Slavernijmuseum. De mevrouw bij de kassa vroeg of ik gebruik wilde maken van de korting voor 60-plussers. Mijn verbazing over haar vraag was oprecht. Maar twee tellen later besefte ik dat ik toen 59 was en dus in mijn zestigste levensjaar. De kassamevrouw zat er niet eens ver naast.

Jaren eerder, toen ik in Rwanda woonde, was ik al eens aangesproken met mzee, de eerbiedwaardige term in het Swahili voor een oudere heer. Ik was toen 41! Zag ik er oud uit? Waarschijnlijk niet. Maar omdat de gemiddelde leeftijdsverwachting in Rwanda destijds rond de 42 lag, gold ik in de ogen van sommigen als hoogbejaard en een ‘overlever’, wat juist in dat land natuurlijk extra betekenis heeft.

Inmiddels ben ik 66, terug in Nederland, en begint het ouderdomsopvangnet zich onontkoombaar rond mij te sluiten. Ik heb er niet om gevraagd, maar krijg automatisch ouderenkorting als ik in mijn woonplaats Amsterdam gebruikmaak van het openbaar vervoer. En al even ongevraagd krijg ik brieven van gezondheidsinstanties die óf bevolkingsgonderzoek met mij willen doen, óf mij aansporen een griepprik te halen.

Ogen laseren

Ik weet, het zijn goedbedoelde tekenen van zorgzame beschaving. De mens die vroeger ‘bejaard’ en nu ‘senior’ heet, is in een samenleving als de Nederlandse een wezen dat niet in alle opzichten echt meer meetelt, maar voor wie desalniettemin met liefde een plekje vrij wordt gehouden, – desnoods door voor hem op te staan in de bus. Maar is het geoorloofd te spreken over grenzen aan al deze vriendelijke zorg?

Mijn vader was 78 en al 76 jaar brildragend, toen hij het aanbod kreeg om zijn ogen te laten laseren. Hij weigerde, gelukkig, Hij kon zichzelf zonder bril eenvoudig niet voorstellen. Alsof hij na het laseren van zijn ogen weliswaar scherper in de spiegel zou kunnen kijken, maar zichzelf daarin niet meer zou herkennen. De zorg zou juist iets van hem afnemen. Ook voor hem zou het aanbod een afwijzing inhouden.

Misschien vergis ik me. Misschien zal ik ooit gretig ingaan op de verschillende manieren waarop in Nederland mensen elkaar laten zien dat ook de ‘ouderen van dagen’, om die heerlijk ouderwetse term te gebruiken, ertoe doen. Maar soms denk ik: laat mij maar staan.

Kees Broere

 

 

Kees Broere

Met meer dan 40 jaar ervaring als journalist en schrijver heeft Kees duizenden artikelen geproduceerd voor landelijke media, honderden reportages voor televisie en radio gemaakt, en zes boeken geschreven. Kees Broere staat bekend om zijn open blik en combineert scherp inzicht met een verfrissende bescheidenheid.