Van Heinde en Verre: Notities van een terugkomer #17
Het ziekenhuis is zowat bij mij thuis om de hoek. Niet vreemd dus dat ik met regelmaat de sirene van een ambulance hoor. Als ik naar buiten kijk, zie ik de stevige gele wagens voorbijscheuren. Iedereen geeft ze uiteraard voorrang. Ga maar snel! De haast is een teken van leven. Want typisch genoeg geeft een ambulance die rustig en zonder sirene over de weg rijdt een veel zorgelijkere indruk. De dood heeft geen snelheid meer nodig.
Hard rijden, haast maken en risico’s nemen om het leven van een onbekende ander te redden. Dat dat in Nederland zo goed is geregeld, is voor mij allesbehalve vanzelfsprekend. Ik weet dat hulpdiensten ‘planningsnormen’ kennen, waarin zelfs tijdslimieten zijn opgenomen. Maar neem van mij aan, achter de opdracht om 95 procent van alle spoedritten binnen een kwartier ter plekke te laten zijn, gaat een wereld schuil.
Stevige aanrijding
Een vriend van mij is er ooit in geslaagd om op een zaterdagavond in Utrecht de hondenpolitie te laten uitrukken, omdat zijn loopse poedeltje bij het aangelijnd uitlaten op straat door een loslopende rottweiler lastig werd gevallen. De vriend meende dat net als hijzelf ook zijn hond er recht op had veilig naar buiten te kunnen, zelfs al heette het loopse beestje Hooker, een naam die de agenten het vermoeden van ‘uitlokking’ gaf.
Zelf heb ik in Nairobi, ook op een zaterdagavond, na een stevige aanrijding met een dronken bestuurder bijna twee uur moeten wachten tot eindelijk de politie kwam – en mij later als schuldige aanwees, omdat de dronkaard zo nuchter was geweest de agenten om te kopen. Van een telefoonnummer om met spoed een ambulance te laten komen, was geen sprake. En een brand kon je maar beter zelf proberen te blussen.
Kortom, de ene hulpdienst is de andere niet.
Bestaanszekerheid
Je zorgen maken over en je inspannen voor het leven van een onbekende ander: het lukt nu eenmaal een stuk beter als je eerst je eigen zaakjes goed op orde hebt weten te stellen. Denk aan milieuzorg. Voor een Nederlander is dat inmiddels een alledaagse zaak. Maar wel een zaak waarvoor pas ruimte kwam nadat de Nederlanders op talrijke milieuschadelijke manieren voor zichzelf de brede welvaart hadden weten te scheppen.
Ik bedoel het allesbehalve cynisch en gun iedereen de meest gepaste vorm van ‘bestaanszekerheid’. Het is natuurlijk prachtig om niet alleen voor jezelf maar ook voor de ander te kunnen zorgen. Het personeel van hulpdiensten, zoals de mensen op de ambulance, gaan hierin misschien wel het verst. Zij verdienen daarvoor grote materiële en immateriële waardering.
Ik vind het als terugkomer zelfs nog ontroerend om hiervan getuige te kunnen zijn. Zo hoorde ik laatst een ambulance aankomen met een voor mij ietsjes anders klinkende sirene. Ik keek naar buiten en zag dat het hier om een bijzonder, mij nog onbekend type ziekenwagen ging.
Op de zijkant stond ‘orgaandonatie’. Ik stelde mij voor hoe de ambulance was uitgereden om naar iemand te gaan die kort daarvoor afscheid van het leven had moeten nemen. Nu was de wagen met loeiende sirene en gierende banden op weg om voor een onbekende ander dat leven in stand te kunnen houden.
Medemenselijkheid in actie. ‘Ga maar snel!’, had ik de ambulance wel achterna willen roepen. Waarachtig leven is leven geven.