Van Heinde en Verre: Notities van een terugkomer #11
Een nieuwe lente en een nieuw geluid. Voor mij althans was het de allereerste keer dat ik op mijn mobiele telefoon een knetterende waarschuwing kreeg, precies op hetzelfde moment waarop ik buiten de deur de sirenes van het luchtalarm hoorde. Ha, dacht ik: eerste maandag van de maand, 12 uur precies. Een alarm dat, paradoxaal genoeg, juist aangeeft dat ik veilig ben. Waarna ik overging tot de orde van mijn dag.
In de krant lees ik soms over inwoners van Kyiv, jongeren vooral, die regelmatig ook het luchtalarm horen loeien, net als elders in Oekraïne. Zij weten ongetwijfeld waar zij dan heen kunnen om te schuilen (of lezen dat op hun telefoon), maar besluiten toch gewoon door te gaan met hun activiteiten op de plek waar zij zijn. ‘Ik wil verder met mijn eigen leven’, zo luidt hun argument. Gevaarlijk, maar o zo begrijpelijk.
Ik heb het op de nodige plekken meegemaakt: ook ten tijde van oorlog en conflict proberen de meeste mensen zo veel mogelijk door te gaan met hun ‘vertrouwde leventje’. Nee, niet in de eerste weken; dan bijvoorbeeld lopen de meesten zo snel mogelijk een schuilkelder in. De oorlog vormt de ‘voorgrond’ van al hun handelen. Maar vrijwel alles lijkt te wennen. Het gevaar speelt natuurlijk nog altijd een rol, maar meer en meer op de ‘achtergrond’ van het bestaan.
Voorbereid
Hoe zou dat in het zo overvloedig rijke en welvarende Nederland gaan? Deze week sprak ik erover met een medewerker van de Kamer van Koophandel in Amsterdam, mijn woonplaats. Hij en ik hebben, zij op het verschillende manieren, alletwee een verleden buiten Nederland. En alletwee, zo bleek, vragen wij ons soms af of ‘de voortzetting van politiek met andere middelen’, zoals de klassieke definitie van oorlog van Carl von Clausewitz luidt, ook de Nederlandse grenzen zou kunnen bereiken.
‘Ik ben voorbereid’, zo hield ik de man spontaan voor. Hij zei te begrijpen wat ik bedoelde. Nee, ik heb mij materieel niet voorbereid op een grootschalig gewapend conflict in het land waar ik geboren ben en nu weer woon. Ik leef ook niet alsof het tot een dergelijk conflict zal komen. Maar ergens in mijn hoofd, zo houd ik mijzelf voor, zitten de door ervaring opgeslagen mechanismen die het mij, mogelijk meer dan de meeste andere Nederlanders, mogelijk zullen maken om oorlog een plek te geven in het leven.
Slinkend Ontbijtbuffet
Het belangrijkste mechanisme is misschien wel dit: als alles minder wordt, kan nog veel overblijven dat een leven niet alleen mogelijk, maar ook de moeite waard maakt. Daarbij moet ik denken aan Zimbabwe, in de tijd van de hyperinflatie onder president Robert Mugabe. De tijd waarin een whisky in de bar van mijn hotel in Harare al gauw zo’n 3 miljoen Zimbabwaanse dollars kon kosten.
Het hotel kende een ontbijtbuffet. Met heerlijke dingen als vers tropisch fruit, pancakes en cupcakes, en natuurlijk de ‘basisbenodigdheden’ als koffie of thee, boter en eieren, en diverse soorten brood. Op een dag was het fruit op. Snel daarna verdwenen de cakes (met ook de eieren). Melk en cornflakes werden een herinnerde luxe. Van het brood bleef alleen witbrood over.
Ellendig. Maar mensen gingen vriendelijk met elkaar om. En de zon scheen. Leven is zo veel meer dan leven in overvloed.