Kennisbank

Topsectoren: blijvertje én black box

‘Miljarden voor topsectoren leveren nauwelijks baanbrekende innovaties op’, zo kopte Het Financieele Dagblad eind juli. De krant berichtte verder dat het ministerie van Economische Zaken bijna vier maanden nodig heeft gehad om de door Dialogic uitgevoerde evaluatie van de topsectorenaanpak te duiden. Naar verluidt moest elk woord op een goudschaaltje worden gewogen. Desondanks, of misschien wel juist hierdoor, zijn de hoofdconclusies van de evaluatie opvallend positief. Als het aan de verkiezingsprogramma’s van VVD, CDA, D66 en de ChristenUnie ligt, zal het topsectorenbeleid waarschijnlijk met een aantal wijzigingen worden voortgezet. De precieze invulling is echter moeilijker te voorspellen. Het inzetten op maatschappelijke uitdagingen zal zeker onderwerp van gesprek zijn aan de onderhandelingstafel.

Evaluatie topsectorenaanpak
In zijn evaluatie van de topsectorenaanpak concludeert Dialogic dat de topsectorenaanpak onmiskenbaar doeltreffend is geweest in het meer vraaggericht programmeren van onderzoek bij Nederlandse kennisinstellingen. Vooral in sterk gefragmenteerde sectoren heeft de aanpak gezorgd voor collectiviteit en overzicht. Daar staat tegenover dat het topsectorenbeleid weinig grensverleggende vernieuwing teweeg heeft gebracht, en dat transparantie en rekenschap afleggen tekortschieten. Ook beveelt het rapport aan de topsectorenaanpak duidelijker te koppelen aan maatschappelijke opgaven, en andere ministeries (dan Economische Zaken) er nadrukkelijker in te betrekken. Samengevat is de evaluatie positief van toon, maar met de nodige kritische kanttekeningen.

‘Specifiek spoor binnen generiek beleid’
De vraag is nu hoe het na de kabinetsformatie verder gaat met de topsectoren. In hun aanbiedingsbrief bij de evaluatie benadrukken de ministers Kamp en Bussemaker en staatssecretaris Dekker richting de Tweede Kamer dat het Nederlandse bedrijvenbeleid een ‘overwegend generiek karakter’ heeft. De topsectorenaanpak vormt daarbinnen het ‘specifieke spoor’ van het bedrijvenbeleid. Het lijkt erop dat het demissionaire kabinet de betekenis van het topsectorenbeleid op die manier enigszins relativeert. Waarschijnlijk willen de ministeries de voortzetting ervan zeker stellen voor de nieuwe kabinetsperiode. Deze redenering volgend, zou het nieuwe kabinet aan de hand van de evaluatie enkele eigen accenten aan de aanpak kunnen toevoegen. Hoe zien de partijen die nu over een regeerakkoord onderhandelen dit?

Verkiezingsprogramma’s
Volgens het verkiezingsprogramma van de VVD wil deze partij het huidige innovatiebeleid voortzetten. Het CDA wil meer ruimte voor regionale partners binnen het topsectorenbeleid. Beide partijen willen dus verder met de topsectoren. D66 schrijft in één en hetzelfde verkiezingsprogramma dat het het topsectorenbeleid wil ‘hervormen’ en ‘kritisch herzien’, terwijl de partij tegelijkertijd wil ‘stoppen’ met de topsectoren. Uit de CPB-doorrekening van het D66-programma blijkt verder dat D66 het budget voor de TKI-toeslag (waarbij TKI staat voor Topconsortia voor Kennis en Innovatie) met € 0,2 miljard wil verhogen. Hieruit valt af te leiden dat de partijtop kennelijk inzet op méér topsectorenbeleid. De ChristenUnie wil het innovatiebeleid veel explicieter richten op maatschappelijke uitdagingen, iets waar ook D66 voor is.

Maatschappelijke uitdagingen
Alles bij elkaar lijkt het er dus niet op dat het topsectorenbeleid gaat sneuvelen in de kabinetsformatie. Wel wordt er de onderhandelingen waarschijnlijk besproken of en hoe maatschappelijke uitdagingen een grotere rol kunnen spelen. Alle bij de formatie betrokken partijen stemden vorig jaar voor een motie van D66 en de PvdA over het centraal stellen van maatschappelijke uitdagingen. Het is natuurlijk voor discussie vatbaar welke uitdagingen dit precies zouden moeten zijn en wat de consequenties hiervan zijn. Dit neemt niet weg dat minister Kamp al in maart aan de Tweede Kamer heeft laten weten dat de nieuwe Kennis- en Innovatiecontracten langs de elementen ‘maatschappelijke uitdagingen’ en ‘sleuteltechnologieën’ worden vormgegeven; dit mede naar aanleiding van de genoemde motie.

Moeilijk voorspelbaar
Tot slot resteert de vraag hoeveel geld de beoogde coalitiepartners aan de topsectoren gaan besteden. In het AD heeft minister Kamp aangegeven dat een nieuw kabinet minstens € 1 miljard extra zou moeten uittrekken om onderzoek en innovatie op het gewenste niveau te krijgen. Zoals eerder vermeld blijkt uit de CPB-analyse van de verkiezingsprogramma’s dat D66 € 0,2 miljard extra wil investeren in de TKI‐toeslag; het CDA trekt € 0,1 miljard extra uit voor het topsectorenbeleid plus verruiming van de TKI toeslag. De ChristenUnie daarentegen stelt een bezuiniging van € 0,1 miljard op de topsectoren voor. Daarnaast willen sommige partijen ook extra geld in andere innovatieregelingen of in wetenschappelijk onderzoek. Afhankelijk van de precieze invulling kan dit raken aan de topsectoren. Omgekeerd willen alle bij de onderhandelingen betrokken partijen generieke (‘kaasschaaf’) bezuinigingen op subsidies doorvoeren die mede ten koste kunnen gaan van het topsectorenbeleid.

Om de bovengenoemde redenen is het lastig om een nauwkeurige budgettaire prognose te geven voor de te verwachten regeerakkoordafspraken over de topsectoren. Bovendien zal het topsectorenbeleid niet de hoogste prioriteit aan de onderhandelingstafel hebben, waardoor het letterlijk een soort restpost kan worden.  Wat er precies uit komt, hangt daarnaast in hoge mate af van de sfeer tijdens en het verloop van de onderhandelingen. Als de onderhandelaars elkaar bijvoorbeeld enthousiast maken over een innovatiegedreven aanpak van het energievraagstuk, dan kan dit grote consequenties hebben voor de topsectoren. Het topsectorenbeleid zal dus wel blijven, maar de precieze invulling blijft nog even een black box.