Kennisbank

Tegen de tendens in: maak werk van internationale samenwerking!

Instanties zoals de Verenigde Naties en de Europese Unie moeten meer bevoegdheden krijgen om grensoverschrijdende problemen het hoofd te bieden. Deze conclusie trekt de Zweedse SNS Democracy Council in het deze maand verschenen rapport Global Governance: Fit for Purpose? Grote problemen zoals klimaatverandering, epidemieën, stikstof en vluchtelingenstromen laten zich immers niet door landsgrenzen inperken. En internationale organisaties zoals de VN, de EU, het IMF en de WHO zijn juist in het leven geroepen om mondiale problemen aan te pakken.

Bevoegd onmachtig
De SNS Democracy Council – een Zweedse non-profitorganisatie die internationale beleidsmakers adviseert – onderzocht of internationale organisaties de macht hebben om wereldwijd beleid tegen globale bedreigingen te ontwikkelen en uit te voeren. Hebben zij voldoende ruimte om mondiale problemen terug te dringen? En genieten deze organisaties voldoende legitimiteit bij beleidsmakers en burgers? De conclusie van het rapport is helder: er is sprake van een groeiende kloof tussen de problemen die een internationale aanpak vergen en de bevoegdheden die deze organisaties krijgen om hiermee aan de slag te gaan. De kennis, de kwaliteiten en de noodzaak om impact te maken, zijn er. Maar internationale organisaties worden door lidstaten onvoldoende in staat gesteld om de uitdagingen feitelijk aan te gaan.

Veranderend speelveld
Internationale organisaties hebben veel bevoegdheden gekregen, krachtige instellingen opgebouwd, groeiende middelen verzameld en invloedrijke ideeën ontwikkeld. Maar in de afgelopen tien jaar is hier de klad in gekomen. Lidstaten blijken minder bereid om internationale organisaties financieel te ondersteunen en een deel van hun eigen mandaat af te staan. Ondanks dat de  doeltreffendheid van internationale organisaties vaak aantoonbaar beter is dan wordt beweerd. Veel internationale organisaties op gebieden als veiligheid, mensenrechten, economische samenwerking en milieu zijn in staat beleid te ontwikkelen en effectief uit te voeren. Verminderd mandaat en antiglobalisatie maakt het acteren van internationale organisaties op dit moment moeilijker. Ook in Nederland zien we een tendens van argwaan. Zo wordt de Europese Unie op ‘moeilijke’ dossiers als lastig en star ervaren; ‘Brussel begrijpt niet waar wij in Nederland mee te maken hebben.’ Beleid op hoofdlijnen vinden we prima, maar dit geldt niet voor het stellen van deadlines of het opleggen van gedetailleerde regelgeving. Het credo lijkt te zijn: ons land, ons beleid en alleen wijzelf weten wat het beste werkt en welke (nationale) drempels we hebben te slechten. Denk onder meer aan klimaat. De urgentie van klimaatbeleid is helder. De noodzaak tot ingrijpen is helder. Het UNFCCC is de centrale instelling in de wereldwijde onderhandelingen om klimaatverandering te beheersen. Maar ondanks de toenemende klimaatproblemen en de sterke publieke steun voor klimaatmaatregelen zijn lidstaten er tot nu toe niet in geslaagd het UNFCCC van de nodige bevoegdheden voor het creëren van doeltreffend beleid te voorzien.

Toekomst
Om de trend van een tanend vertrouwen in internationale organisaties te keren stelt de SNS Democracy Council in haar rapport drie mogelijke hervormingsstrategieën voor: (i) verbeteren van de bestaande samenwerking door versterking van de huidige, beproefde internationale organisaties; (ii) ontwikkelen van nieuwe vormen van samenwerking op basis van een grotere participatie van het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven; en (iii) omvormen van de wereldwijde samenwerking door een ingrijpende systeemverandering in de richting van meer supranationale en gedecentraliseerde structuren. Grootse plannen, die antipathie ontmoeten als het gaat om grenzeloos werken aan grote uitdagingen met het geven en nemen door lidstaten in het kader van het grotere belang. Maar hoe relevant zijn deze strategieën? Is het echt wel voldoende ‘vijf voor twaalf’ om dit te doen?

In Nederland zien we vaak graag de uitzondering voor onszelf. Bij ons is het toch net even anders, we weten het beter of we zien belangen die anderen niet zien maar ook moeten worden meegenomen. Hoe kunnen we beter inzetten op onze internationale lobby waarin we onze wegingen betrekken bij het beïnvloeden van het denkontwerp en de hieruit voortvloeiende actieplannen? De inzet van Nederlandse wetenschappers bij internationale vraagstukken is één route. Het equiperen van het  maatschappelijk middenveld, dat vaak vanuit kennis en betrokkenheid internationaal actief is, is een andere route. Investeren in expertise en internationale vaardigheden van ministeries en een sterkere integrale benadering is ook een weg. Zo is global health bijvoorbeeld niet het domein van slechts één ministerie. Maak het mogelijk via deze lijnen mee te denken en invloed uit te oefenen bij het ontwerpen van beleid en de uitvoering ervan. En tot slot: zet in op een moreel beraad waarin we écht met elkaar verkennen hoe de inzet van internationale organisaties in ‘onze’ visie effectief kan bijdragen aan grensoverschrijdende issues.

Marielle van Oort, directeur Van Oort en Van Oort Public Affairs en Communicatie en directeur Public Affairs Academie