Recensie | Pessimisme is voor losers
De toekomst van de vrijemarkteconomie en het aandeelhouderskapitalisme. Dat is uiteindelijk het hoofdonderwerp geworden van het nieuwe boek van Joris Luyendijk en Kees van Lede. De eerste een journalist en schrijver, de ander dertig jaar ouder en een bestuurder pur sang. Door middel van een briefwisseling bediscussiëren de twee een serie aan maatschappelijke onderwerpen.
Het initiatief kwam van van Lede, die meerdere malen gevraagd werd om toch eens zijn memoires op papier te zetten. Dat leek hem maar niks; liever ging hij de discussie aan met iemand uit een volgende generatie over maatschappelijke thema’s. Luyendijk kende hij uit de klas van zijn dochter en zo was de basis van het boek geboren.
Al snel in de briefwisseling wordt duidelijk dat de auteurs het eens zijn over de stelling dat het huidige aandeelhouderskapitalisme niet meer vol te houden is. Een systeem waarbij aandeelhouders en bestuursleden wel de bonus krijgen, maar niet de malus lijden, leidt volgens de twee tot onverantwoorde risico’s en niet uit te leggen ongelijkheid. Daarbij is Luyendijk meestal de criticus, wat gezien zijn achtergrond ook niet heel verrassend is.
Toch is vooral Van Lede wél een groot voorstander van de vrijemarkteconomie. De welvaart die dit systeem ons gebracht heeft moeten we volgens hem niet onderschatten, en het zou jammer zijn om het kind met het badwater weg te gooien. Hij pleit daarom voor een correctie zoals ook in de jaren 80 plaatsvond. Toen waren het de socialisten die moesten inleveren, en onder andere de ambtenarensalarissen werden flink gekort omdat er een te groot stuk van de taart op zou gaan aan lonen.
In het huidige systeem zouden de liberalen weer wat moeten inleveren, omdat er te weinig naar de werknemers gaat. Aan het einde van het boek komt Van Lede met zijn ideeën om dat in de praktijk te brengen. Eén van die ideeën is dat de overheid wel weer wat meer mag investeren en niet te bang moet zijn voor een begrotingstekort. Dit principe is ondertussen redelijk achterhaald door de huidige coronacrisis. Investeren zoals de overheid momenteel doet had zelfs van Lede niet bedacht, lijkt me.
In het boek gaat het verder over de klimaatproblematiek, over de Brexit die ten tijde van schrijven volop gaande was en over de internationale overleggen waar Van Lede aanwezig mocht zijn. Het eindigt met de ideeën van Van Lede voor Nederland en die van Luyendijk over de journalistiek. Bij alle maatschappelijke thema’s die ze bespreken valt op dat Luyendijk vooral de pessimist is en de problemen benoemt, waar Van Lede als optimist juist een enorm vertrouwen in de innovatie van de mens heeft. Wie van de twee meer gelijk heeft zal moeten blijken.
De briefwisseling leest makkelijk weg, mede doordat de thema’s heel ‘grondstoffelijk’, zoals de auteurs dat zelf zeggen, besproken worden. Ook de structuur van één thema per keer, dat rustig door beiden besproken wordt, helpt daarbij. Wel is in het boek te merken dat Luyendijk gewend is om toegankelijke stukken te schrijven, waar Van Lede toch wat langer van stof is. Desalniettemin is het in deze opzet zeker een aanrader voor de liefhebber van boeken over economie en maatschappij.
Over de auteurs:
Kees van Lede (1942) was bestuursvoorzitter bij chemieconcern AkzoNobel en voorzitter bij de werkgeversbond VNO. Daarnaast zat hij in commissariaten van o.a. Air France-KLM, De Nederlandsche Bank, Philips, Sara Lee en Heineken. Nu is hij bijna met pensioen, maar nog wel actief als lid van de adviesraad van JPMorgan, een grote Amerikaanse bank.
Joris Luyendijk (1971) is journalist en werkte als correspondent voor verschillende kwaliteitskranten in Caïro, Beiroet, Jeruzalem en Londen. Daarnaast schrijft hij boeken, met ‘Dit kan niet waar zijn’ en ‘Het zijn net mensen’ als meest bekende.