Recensie | Haagse Jaren, de politieke memoires van Ruud Lubbers
Lange tijd heeft het manuscript van Haagse Jaren: De politieke memoires van Ruud Lubbers op de plank gelegen. Nadat Theo Brinkel het manuscript in 1995 afrondde, liet Ruud Lubbers zijn memoires aan diverse personen lezen. Zelfs voormalig koningin Beatrix kreeg het document onder ogen. Het advies vanuit diverse hoeken luidde om het boek voorlopig weg te leggen; de informatie zou te gevoelig zijn voor nog actieve politici. Nu, vijfentwintig jaar later, zijn Lubbers’ herinneringen alsnog gepubliceerd.
Tijdens de afscheidsdienst van Lubbers zei Mark Rutte het al: “Het is weinig politici gegeven een samenleving écht te veranderen, maar Ruud deed dat.” Ruud Lubbers was meer dan twintig jaar actief in de Nederlandse politiek: tussen 1973 en 1994. Zijn ‘Haagse Jaren,’ noemde hij het. Als minister van Economische Zaken, Tweede Kamerlid en langstzittende minister-president heeft Lubbers zijn stempel op Nederland gedrukt. Hij leidde het land uit de oliecrisis, de diepe crisis in de jaren ’80 en door de Koude Oorlog. 7777+7 dagen heeft Lubbers in de Nederlandse politiek gediend, naar eigen zeggen omdat hij zich geroepen voelde, “om de kudde te leiden”. Aan het eind vielen al de jaren in de politiek hem zwaar. Zo laten zijn memoires niet alleen het beeld van een bevlogen vakman zien, maar ook dat van eenzaam en soms twijfelend mens.
De memoires van Lubbers zijn tussen 1992 en 1995 verzameld door Theo Brinkel. Het was Lubbers laatste termijn als minister-president. Brinkel was op dat moment medewerker van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA. Haagse Jaren geeft nadrukkelijk geen objectief beeld van de politiek carrière van Lubbers; Brinkel tekende voornamelijk Lubbers’ eigen herinneringen op. Ondanks dat het boek niet over het privéleven van Lubbers gaat, komen we toch veel te weten over de man achter de politicus. Niet door persoonlijke details, maar door de woorden, ideeën en eigenaardigheden die spreken uit zijn tekst.
Lubbers taalgebruik was zo kenmerkend dat er een term voor in het leven geroepen is: lubberiaans. Als synoniem vermeldt De Dikke van Dale het woord: wollig. Brinkel heeft het taalgebruik van Lubbers zoveel mogelijk behouden. Dit maakt de Haagse Jaren niet tot een gemakkelijke leeservaring: soms is het lastig de draad van het verhaal te volgen als Lubbers van hot naar her springt. Toch is het lezen van het boek de moeite waard. Niet alleen schetst Haagse Jaren een mooi portret van Lubbers zelf, ook verschaft het nieuwe inzichten over het Nederland uit die tijd. Ik kende het begrip ‘autoloze zondag’ alleen uit de jeugdverhalen van mijn moeder, maar in Haagse Jaren krijgt de lezer een inkijkje in hoe dit fenomeen vanuit de politiek tot stand kwam.
Brinkel had hier en daar wat steviger kunnen schapen en schrappen. Af en toe mist het boek ook de nodige duiding: voor lezers die niet opgroeiden ten tijde van Lubbers regeerperiode is het soms lastig bepaalde begrippen, namen en afkortingen in context te plaatsen. Toch bieden de memoires van Lubbers een uniek inkijkje in het leven en werk van één van de invloedrijkste politici in Nederland uit de vorige eeuw. Niet alleen het gedachtegoed van Lubbers komt in Haagse Jaren sterk naar voren, ook een roerige tijd in de Nederlandse geschiedenis wordt weer uitgelicht. Dit boek is zeker de moeite waard voor iedereen die zoekt naar een inkijkje in het politieke Den Haag van die tijd.