Recensie | Een wonderbaarlijk politicus
Biograaf Hubert Smeets heeft prachtige scènes verzameld uit het leven van D66-politicus Hans van Mierlo. Smeets kreeg toegang tot het privé-archief en reconstrueerde het bestaan van een politicus die zijn hele leven bleef zoeken.
Smeets begint zijn boek met een persoonlijke noot. Van Mierlo is voor hem niet louter een historische figuur. In zijn voorwoord laat hij weten dat hij ‘zo objectief mogelijk’ de hoofdpersoon zou beschrijven, maar moet bekennen dat hij daarbij niet los kon komen van ‘een lichte vorm van engagement’. Toen de vader van Smeets in 1980 in het ziekenhuis lag, was Van Mierlo zijn kamergenoot. Die hoorde dat Hubert de journalistiek in wilde, en hielp hem daarbij door de jonge Smeets in 1980 aan de hoofdredacteur van NRC Handelsblad voor te stellen. Zo rolt Smeets via Van Mierlo de journalistiek in en was dertig jaar lang redacteur van NRC Handelsblad en vijf jaar hoofdredacteur van de Groene Amsterdammer.
Oprichting D’66
Van Mierlo spreekt nog steeds tot de verbeelding. Zijn halve leven drukt hij een stempel op de Nederlandse politiek. Van Mierlo heeft de partij in 1966 helpen oprichten en leidt deze partij bijna twintig jaar. Na 1945 was het vooral een komen en gaan geweest van splinterpartijen, maar het lukt Van Mierlo toch om met D66, toen nog D’66, met zeven zetels de Tweede Kamer binnen te stormen. Een partij bedoeld om het politieke systeem te laten ontploffen. Met hun eerste verkiezingsprogramma moet volgens de partij ideologie plaatsmaken voor pragmatisme.
Hans van Mierlo werd altijd Hafmo genoemd, naar de initialen van zijn vijf voornamen. Iemand met zoveel doopnamen komt uit een katholiek gezin, maar het geloof heeft hij wanneer hij lid wordt van de Tweede Kamer al enige tijd de rug toegekeerd. De crux was nu juist om de Katholieke Volkspartij en later het CDA uit het centrum van de macht te drukken. Smeets beschrijft op verschillende momenten de hartstochtelijke pogingen van de politicus om een bundeling van krachten tussen hervormingsgezinde partijen tot stand te brengen. Of dit lukte? Nee. Wel stond Van Mierlo, afkomstig uit een bankiersgezin uit Breda, aan de wieg van twee van de bijzonderste regeringen van de twintigste eeuw: het progressieve kabinet-Den Uyl (1973-1977) en de paarse kabinetten-Kok (1994-2002).
Formeren
Dit ging echter niet zonder slag of stoot, zo wordt meerdere malen in het boek duidelijk. In de lente van 1993 gaat Van Mierlo samen met Kok en Bolkestein dineren bij de burgemeester van Amsterdam, Ed van Thijn. De soep van diens vrouw is voor de mannen echter te pedis en het blijkt niet het enige te zijn wat die avond pittig is. De gesprekken over een regeringscoalitie zonder christendemocraten zijn lastig en na afloop lijkt Paars eens nog hopelozer idee dan ervoor. “Als een labyrint zonder in- of uitgang”, zijn de woorden uit een blocnote van Van Mierlo, geciteerd door zijn biograaf.
Het onvermogen van links om tot één grote, progressieve volkspartij te komen is een belangrijke draad in het verschenen levensverhaal. In zijn epiloog gaat Smeets scherp in op de opvatting van Van Mierlo dat de progressieve partijen hun eigen bestaan voor een groter geheel op het spel moeten durven zetten, iets dat vijftig jaar later weer actualiteitswaarde heeft. Er moet volgens Smeets een einde komen aan het festival van gemiste kansen: ‘Het resultaat daarvan is dat D66, PvdA en GroenLinks op het hoogste machtsniveau het initiatief nu al weer meer dan een kwarteeuw kwijtzijn en hooguit de kruimels van tafel mogen opeten als anderen hun ie gunnen. Daar kunnen ze natuurlijk tot in lengte van jaren mee doorgaan, hopend dat er een keer verkiezingen komen waarbij een van de partijen als grootste uit de bus komt. Dat is een plan, zij het een verliezend plan.’ Als het aan de biograaf ligt, wordt het plan van Van Mierlo om te komen tot een Progressieve Volkspartij alsnog werkelijkheid. Het doet je afvragen wat voor invloed een politicus met zijn vermogens vandaag de dag op het Binnenhof zou hebben.