Kennisbank

Politiek en wetenschap: lerend evalueren

Wetenschappelijke inzichten meer betrekken in het parlementaire proces. Dat was het doel van het pilotproject ‘Gouden standaard’ van de Tweede Kamer, Parlement en Wetenschap en de Vereniging van Universiteiten (VSNU). Afgelopen dinsdag, op 8 september, overhandigde Pieter Duisenberg, voorzitter van de VSNU, de resultaten van het project aan Kamervoorzitter Khadija Arib.

Sinds begin 2018 moeten wetsvoorstellen worden voorzien van een toelichting op de doelstellingen en doelmatigheid ervan. Dat schrijft artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet voor, waarin ook staat dat duidelijk vermeld moet worden welke beleidsinstrumenten worden gebruikt en wat de financiële gevolgen van het wetsvoorstel zijn voor het Rijk en voor eventuele maatschappelijke sectoren. De pilot die nu gehouden is, had als doel om advies te krijgen van wetenschappers om zo te leren hoe wetsvoorstellen beter ‘artikel 3.1-proof’ gemaakt kunnen worden. Namens de Tweede Kamer zijn Joost Sneller (D66) en Bart Snels (GroenLinks) verbonden aan dit proces als rapporteurs.

De pilot ‘Gouden standaard’ maakte het mogelijk dat wetenschappers meekijken bij beleids- en wetsvoorstellen. Drie teams van elk twee wetenschappers keken elk naar een actueel wetsvoorstel: de Wet ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven, de Wet aanscherping burgerschapsopdracht onderwijs en de Wet verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen.

De algemene aanbevelingen werden dinsdag gesplitst in aanbevelingen voor het proces en voor de inhoud. Voor het proces ging het om vier aanbevelingen:

  1. Per voorstel zou een toetsing gedaan moeten worden aan de hand van Artikel 3.1, als het gaat om wetsvoorstellen met een financiële of maatschappelijke impact boven een drempelwaarde. De betrokken Kamercommissie bepaalt of de toets wordt uitgevoerd en zo ja, door wie.
  2. Elk jaar moet er een Strategische Evaluatie Agenda per wetsvoorstel komen. Een Kamerlid kan dan aangeven dat hij of zij wil dat er een voorstel geëvalueerd wordt.
  3. Er moet gebruik worden gemaakt van wetenschappelijke kennis voor het maken en evalueren van wetsvoorstellen.
  4. De Dienst Analyse en Onderzoek, die de toetsing moet gaan doen zou standaard moeten bestaan uit twee wetenschappers en twee Kamerleden.

Qua inhoud kwam de commissie van Duisenberg met de volgende aanbevelingen:

  1. We moeten naar een ander verantwoordingsgesprek, waarin we rekening houden met complexiteit en onzekerheid.
  2. We moeten breder kijken, naar de bredere opgaven en niet alleen naar de doelstellingen.
  3. Per wetsvoorstel moeten we niet alleen kijken naar wat de output is, bijvoorbeeld financieel, maar ook naar het effect op brede welvaart.
  4. We moeten af van het afrekenen en toe naar een politiek die lerend gaat evalueren. Dit is nodig met de uitdagingen die op ons afkomen.

Hierna presenteerden de drie duo’s hun bevindingen op de specifieke wetsvoorstellen die zij behandelden.

Het blijft interessant om te volgen hoe deze samenwerking tussen parlement en wetenschap verder vorm gaat krijgen. Ook voor belangenbehartigers kan het van belang zijn dat wetenschappers een grotere rol krijgen binnen de besluitvorming. De komende tijd worden de vragen of dit in de praktijk gebeurt en hoe dit het besluitvormingsproces kan verbeteren hopelijk beantwoord.

De hele presentatie is hier terug te kijken.

Sander Kisteman is masterstudent Management van de Publieke Sector (specialisatie Public Affairs) aan Universiteit Leiden en daarnaast werkzaam bij de Public Affairs Academie.