Kennisbank

Lobbyverbod, vloek of zegen? Belangrijkste doel is politiek vertrouwen, maar hoe reëel is dat?

Begin februari spraken we, onder bezielende leiding van dr. Marcel Hanegraaff over het aanstaande lobbyregister en het verbod voor bewindslieden om binnen twee jaar een functie uit te oefenen gelieerd aan het departement waarvoor zij werkzaam zijn.

Het Lobbyregister is een oude wens vanuit de Kamer, cru gezegd kwam het niet van de grond door weinig politieke steun doordat het maatschappelijk niet leefde: het levert geen kiezers op. Het momentum verandert door een voorstel van PVDA in 2016. Maar de doorbraak kwam met het voorstel van Omtzigt (fractie Omtzigt) en Dassen (Volt). Dat heeft geresulteerd in een cooling down periode voor bewindslieden: twee jaar lang mogen zij geen functies uitoefenen die gelieerd zijn aan hun departement. Men kan betogen dat de politieke wil er nog steeds niet is maar dat het op de vingers getikt worden door politieke waakhond EU (ook door OECD) de doorslag gaf. Of toch, dat de recente aanstelling van bijvoorbeeld Cora van Nieuwenhuizen als lobbyist, en de ‘publieke’ verontwaardiging die daardoor ontstond de doorslag gaf. Maar goed. Er ligt nu iets. Hanegraaff betoogt dat de regel nog niet sterk is, een halfslachtige eerste aanzet. Er is immers geen sprake van een sanctie als de regel wordt overtreden. Kijk je naar regelgeving in andere landen dan is daar vaak sprake van een dwingend advies. Bijvoorbeeld in Ierland, bij overtreding volgt een boete. Dus daarom een halfslachtige eerste aanzet.

Een stap verder gaat het lobbyregister. De contouren daarvan zijn nog vaag. Hoe ver moet je daarin gaan? Alleen politici of ook topambtenaren? En welke doelen uit een gesprek moeten worden vastgelegd? Alleen wetgevingstrajecten? De EU vindt transparantie belangrijk, Nederland ook. Maar moet er dan niet een onafhankelijke waakhond zijn die checkt of wat in het register staat daadwerkelijk de lading dekt? Het is goed om, voor deze vragen te beantwoorden eerst eens te bedenken waarom zo’n register überhaupt zin heeft. De doelen van een register zijn:

1. tegengaan corruptie

2. vertrouwen burgers

3. verminderen invloed lobbyisten

Waarom werkt dat niet of wel?

Corruptie is per definitie achter de schermen, dat kun je niet door strenge regels oplossen. Veelal is het een cultureel probleem. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat sociale verhoudingen in een land en omgangsvormen veel meer bepalen of corruptie voorkomt. Gelukkig is in Nederland corruptie nauwelijks een probleem. Het lobbyregister is daar dus niet voor nodig.

Uit internationaal onderzoek blijkt dat transparantie geen relatie met vertrouwen heeft. Waarom? Omdat informatie niet wordt gebruikt op de manier zoals het zou moeten. Er is geen algemeen beeld van de lobbywereld. Media pikken negatieve verhalen op (bijvoorbeeld recent de dividend problematiek van Rutte III) en er volgt geen brede analyse of consultatie. Dus goede verhalen worden niet opgepikt als het nu al goed geregeld is. Hierdoor ontstaat eerder een verzuurd beeld van de politiek betoogt Hanegraaff. Het beeld doemt op dat wat politiek wordt afgesproken echt niet klopt. Ook is er sprake van een confirmation bias: wat tegen je geloof ingaat ben je snel vergeten. Wat in lijn is met je verwachting pik je op. Als je denkt dat de politiek corrupt is haal je alleen verhalen uit het register waaruit dit blijkt. Met andere woorden: het goede dat ook door lobby tot stand komt (denk aan lobby van NGO’s maar ook van grote bedrijven die écht iets aan de samenleving willen veranderen) wordt niet zichtbaar gemaakt. Dat is immers geen nieuws en wordt als vanzelfsprekendheid gezien. Hanegraaff betoogt dat uitgebreide informatie waardoor een representatief beeld ontstaat als context essentieel is bij transparantie maar tegelijkertijd een utopie is. Goed nieuws verkoopt nu eenmaal niet.

De invloed van lobbyisten verminderen werkt niet volgens Hanegraaff. Het probleem in invloed zit niet tussen belangengroepen en politici (men wil best naar iedereen luisteren) maar aan de onderkant: bepaalde belangen kunnen niet georganiseerd worden door gebrek aan geld. NGO’s kunnen bijvoorbeeld minder makkelijk belangen organiseren door gebrek aan geld. Bedrijven hebben dat wel. Subsidies staan onder druk. De invloed van bepaalde lobbyisten vermindert niet door transparantie maar door te zorgen dat ongeorganiseerde belangen wel georganiseerd worden. In de EU is daar recent wél in geïnvesteerd, waardoor het maatschappelijk middenveld nu meer subsidie krijgt. Investeren zorgt er hier voor dat meer impact mogelijk is doordat het middenveld onder andere via de media een stem krijgt om gehoord te worden.

Ongelijkheid is onder meer gedreven door politieke keuzes. Maar ook omdat er grote economische belangen in het spel zijn. Grote bedrijven hoeven eigenlijk niet te lobbyen. Hun (economische) invloed is zo sterk dat er sprake is van een belang dat niet gehoord hoeft te worden. Eigenlijk worden ze daardoor niet uitgedaagd, het economische belang ga je daardoor niet terug zien in een lobbyregister.

Op basis van bovenstaande reflecteert Hanegraaff dat een lobbyregister eigenlijk niet werkt. Onderzoek toont aan dat lobbyregels niet werken. De politici werken regels tegen (waarom zouden ze? Het levert zeker niet meer stemmen op!), en lobbyisten doen wat hun goed dunkt.

Maar waarom zijn lobbyregels dan wel een goed idee?

Niets doen is slechter dan iets doen. De reden: er vindt een politieke verschuiving plaats van output legitimiteit naar input/throughput legitimiteit. De output legitimiteit is het beoordelen op wat politici doen en opleveren, wat logisch was vanuit de verzuiling. Daar gold immers dat je alleen verkozen werd op wat je had gerealiseerd voor de zuil of BV Nederland. Door onder andere Pim Fortuyn is dat neergezet als kleurloos, en vond een overgang plaats naar input legitimiteit. Daarbij herken je jezelf in wat de politiek doet. Caroline van der Plas, maar ook Geert Wilders door Henk en Ingrid, zijn daar een voorbeeld van. En ook throughput legitimiteit is belangrijker geworden: daarbij draait het om de vraag hoe besluiten worden genomen in Den Haag en welke procedures gevolgd zijn. Pieter Omtzigt heeft in het toeslagen-schandaal pijnlijk duidelijk gemaakt dat daar wel het een en ander aan schort.

Als politici meer bezig zijn met input/throughput legitimiteit impliceert dit dat je moet luisteren naar burgers. Daar past transparantie bij, je kunt niet anders. Maar het moet simpel zijn, ingewikkeld levert problemen op. Als je dan iets vergeet, geeft dat juist reden tot wantrouwen. De rol van het maatschappelijk middenveld en NGO’s wordt belangrijker bij inputlegitimiteit omdat politici anders selectief shoppen. Een lobbyregister, helpt dat? Misschien niet om het vertrouwen te vergroten, terwijl dat eigenlijk wel zou moeten. Want juist daaruit blijkt dat ook het maatschappelijk middenveld en de NGO’s gehoord zijn. Dus bottom line: als we erin geloven dat politici het beste doen wat in hun vermogen ligt, we het lobbyregister niet alleen gebruiken om negatieve zaken voor het voetlicht te brengen maar juist laten zien (media!!) welke besluiten zijn genomen door een effectieve lobby, dan gaat het bijdragen aan transparantie én politiek vertrouwen. Dat vergt echter meer dan alleen een register en regelgeving. Dat vraagt om andere framing en politici die weten hoe daarmee om te gaan. Maar ook om burgers die snappen hoe ingewikkeld een politiek besluitvormingsproces is. Die zich realiseren dat politici veelal handelen vanuit idealen en niet vanuit salaris.