De militaire ‘praatjes en daadjes’ van politici
Politici lijken soms onlogische keuzes te maken. Het lijkt onlogisch om juist meer troepen sturen wanneer er militaire verliezen geleden worden. In ‘Anders is al dit werk voor niets geweest’ probeert Dieuwertje Kuijpers erachter te komen waarom politici die keuze toch vaak maken, en hoe militairen daar tegenaan kijken.
Het boek, dat een uitwerking is van het promotieonderzoek van de schrijfster, begint met een uitgebreide uitleg over de onderzoeksopzet en casusselectie. De auteur kiest elf westerse democratieën uit, waarbij ze kijkt naar hoe er wordt omgegaan met militaire verliezen in de periode 1990-2014. Hoewel het hier in feite over de methodologie van een onderzoek gaat, weet Kuijpers toch de aandacht vast te houden, door helder te laten zien welke afwegingen ze gemaakt heeft.
In de hoofdstukken die volgen wordt eerst uiteengezet hoe een individu een mening vormt, met behulp van inzichten uit de sociologie. Daarna krijgen we een begin van de resultaten van het onderzoek, namelijk hoe de publieke opinie reageert op militaire verliezen. Interessant is dat uit het onderzoek blijkt dat het voor de publieke opinie nogal uitmaakt hoe lang de missie al duurt.
Hoofdstuk vier bouwt op naar de uiteindelijke resultaten, met behulp van een aantal theorieën uit de gedragseconomie. Kuijpers schept met behulp van deze theorieën verwachtingen over de omgang met militaire verliezen. De begrippen vliegen je om de oren, maar door kleine, praktische voorbeelden weet Kuijpers grote theorieën eenvoudig te illustreren.
De kern van het boek ligt in het vijfde hoofdstuk, waar de resultaten van het onderzoek besproken worden. Hoe beïnvloeden de militaire verliezen de praatjes en daadjes van politici? Kiezen politici juist voor versterking van de positie na militaire verliezen? Of trekken ze zich terug, uit angst voor meer verliezen? Kuijpers’ opmerkelijke conclusie is dat militaire slachtoffers vaak zorgen dat er meer troepen worden ingezet.
In het laatste hoofdstuk gaat de auteur met de resultaten naar de mensen waar het allemaal om gaat in het boek, de militairen. Wat vinden zij nou van de manier waarop politici omgaan met militaire missies? In dat gedeelte is duidelijk de scheiding tussen de politiek en defensie te zien. Waar militairen bereid zijn om risico te lopen, als ze maar weten waarvoor ze het doen, vinden politici het lastig om duidelijke doelen te stellen. Zoals één militair het verwoordt: ‘Er is sprake van constructieve vaagheid door de politiek, want hoe concreter je wordt, op des te meer zaken je politiek afgerekend kunt worden’. Het boek eindigt met een oproep om meer te luisteren naar de mensen die het allemaal uitvoeren, de militairen zelf.
Kuijpers boek is vlot geschreven, hoewel af en toe wel duidelijk naar voren komt dat het eigenlijk een populaire vertaling van haar promotieonderzoek is. De bijdragen van verschillende militairen zorgen er gelukkig voor dat het boek niet blijft hangen in die theorie. Al met al is ‘Anders is al dit werk voor niets geweest’ een interessant boek dat helder construeert hoe militaire verliezen invloed hebben op beslissingen over meer of minder troepen.