Kennisbank

Lobbyen voor een groen Europa, hoe doe je dat?

Naarmate de wetenschappelijke consensus over de dreiging van de opwarming van de aarde toeneemt, staan de Europese Unie (EU) en haar lidstaten onder druk om ertegen op te treden. Sinds de eeuwwisseling is de EU steeds actiever geworden op het gebied van klimaatbeleid. Er is echter niet veel bekend over hoe ‘green interest groups’ (groene belangengroepen) strategisch lobbyen tijdens Europese beleidsprocessen, zoals publieke consultaties van de Europese Commissie. Vaak wisselen beleidsprocessen elkaar af zonder zichtbare oorzaken voor de gewone burger, in de zogenaamde ‘black box’. Daarom heb ik in het kader van mijn masterscriptie verschillende interviews gevoerd met diverse belangengroepen en een beleidsmaker op het gebied van klimaatbeleid om te onderzoeken wat er binnen de Europese ‘black box’ gebeurt.

Als casestudy heb ik de langetermijnstrategie voor 2050 gebruikt. In november 2018 publiceerde de Europese Commissie haar langetermijnstrategie getiteld “Een schone planeet voor iedereen – Een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie”. De visie van de Europese Commissie bestrijkt vrijwel alle beleidsterreinen van de EU en stemt overeen met het klimaatakkoord van Parijs om de klimaatopwarming te beperken tot 1,5 à 2 graden Celsius.

Voor deze casestudy heb ik verschillende groene belangengroepen geïnterviewd, die bijna allemaal deel uit maken van de Green 10 (een coalitie van tien van de grootste milieuorganisaties en -netwerken die op Europees niveau actief zijn) en worden gezien als de meest invloedrijke milieuorganisaties op het gebied van het Europese milieu- en klimaatbeleid. De belangengroepen die ik heb gesproken hebben op dit vlak vergelijkbare doelen. Ook heb ik een beleidsmedewerker geïnterviewd van de Europese Commissie die werkt voor het DG (Directoraat-Generaal) Clima, verantwoordelijk voor klimaatbeleid.

De belangrijkste vraag die ik heb geprobeerd te beantwoorden is:

Wat gebeurt er tussen de politieke input van belangengroepen en de beleidsoutput; welke factoren zorgen ervoor dat belangengroepen de beleidsvorming kunnen beïnvloeden?

Financiële middelen
Uit de gesprekken blijkt dat een van de factoren die het lobbysucces van groene belangengroepen beïnvloedt financiële middelen zijn.

Ngo’s die subsidies ontvangen, ontvangen gemiddeld 43% van hun inkomsten via EU-financiering. Er zijn echter enkele grotere, gerenommeerde ngo’s, zoals Amnesty International en Greenpeace, die geen EU-financiering aanvragen omdat hun onafhankelijkheid daardoor in het geding zou kunnen komen.

De groene belangengroepen verkrijgen hun financiële middelen op verschillende manieren, zoals Europese fondsen, particuliere stichtingen, hun leden of nationale regeringen. Zij gaven aan in hun lobbyactiviteiten wel wat minder slagkracht te hebben ten opzichte van industrieën en bedrijven die over meer financiële middelen beschikken. Shell ontving in 2019 €5,991,330 aan subsidies en het Wereld Natuur Fonds €849,007, om maar een voorbeeld te noemen. Een ngo beschreef dat het erg moeilijk is om het lobbyen en adverteren van die industrieën (zoals olie- en gasbedrijven) te stoppen en dat het in feite “erg ontmoedigend” is. Financiële middelen zijn een van de belangrijkste instrumenten voor het lobbyen, omdat ze ook verband houden met andere factoren. Meer geld stelt belangengroepen in staat om bijvoorbeeld zelf onderzoek te doen, wat leidt tot informatie en uiteindelijk toegang geeft tot de Europese instellingen. Daarbij hebben ze het ook nodig om evenementen te organiseren of om mediacampagnes te lanceren.

Informatie
De Europese Commissie is sterk afhankelijk van belangengroepen om de benodigde informatie te verkrijgen. De overdracht van informatie van belangengroepen naar beleidsmakers wordt door velen onderstreept als een belangrijke lobbystrategie.

Het is daarbij wel van belang dat de informatie op tijd wordt doorgegeven, anders verliest het zijn waarde. In Brussel bestaat de consensus dat “hoe eerder je jouw boodschap laat horen, hoe beter en invloedrijker deze is.” Een lobbyist stelde dat het cruciaal is om “je ideeën bij de persoon die het beleid opstelt te krijgen voordat ze echt hebben besloten hoe ze er zelf over denken”. Hij gaf ook aan dat wanneer de Europese Commissie iets heeft gepubliceerd, het al te laat is om grote veranderingen te kunnen bewerkstelligen.

Publieke consultaties zijn volgens de belangengroepen ook van belang. Het is essentieel om je position paper naar een beleidsmaker te sturen om hem of haar te voorzien van informatie en je standpunten. Bij het verstrekken van informatie is het van belang om dit te ondersteunen met onderzoek en data. Dit is wat de groene belangengroepen ook deden in het geval van de langetermijnstrategie, waar ze aandrongen op een netto-uitstoot van nul in 2040 in plaats van 2050, voorzien van onderzoeken die aangaven dat dit wel degelijk mogelijk was. Een van de lobbyisten stelde dat het leveren van bewijs aan de EU-instellingen een vorm van “soft power” is. Hun strategie is om “bewijsmateriaal en gepubliceerde rapporten te verzamelen” die ze aan de beleidsmakers presenteren, hetzij via meetings met de verschillende instellingen, hetzij door evenementen te organiseren. Door dit te doen, proberen ze “de agenda te bepalen”.

Toegang tot Europese instellingen en besluitvormers
Het hebben van relevante informatie voor besluitvormers geeft belangengroepen legitieme toegang tot het beleidsvormingsproces.

De Europese Commissie heeft als enige instelling van de Europese Unie het recht voorstellen te mogen doen voor nieuwe wet- en regelgeving. Dit heet het initiatiefrecht. Om deze reden is het de strategie van belangengroepen om aan “early lobbying” te doen, gezien de Europese Commissie de agenda bepaalt tijdens de vroege fasen van het wetgevingsproces.

Hoewel er al veel bekend is over de interacties tussen belangengroepen en de Europese instellingen, is er niet veel bekend over de wisselwerkingen tussen belangengroepen en de verschillende departementen, vooral over de interacties met DG Clima, de DG die verantwoordelijk is voor klimaatbeleid. Dit komt waarschijnlijk omdat DG Clima een relatief nieuw is. Enkele lobbyisten gaven aan een moeizame relatie met DG Clima te hebben en sommigen gaven zelfs aan bezorgd te zijn over het cynisme daarbinnen. Dit werd tegengesproken door de beleidsmedewerker van DG Clima, hoewel ze wel toegaf dat sommigen in haar DG “zeer dogmatische ideeën hebben over hoe zaken geregeld moeten worden”.

Gebruik van (sociale) media
De literatuur onderscheidt twee verschillende vormen van lobbyen. Inside lobbying, wat gericht is op directe toegang tot besluitvormers, en outside lobbying, wat gericht is op burgers en het zoeken van aandacht van de media en de publieke opinie.

De lobbyisten bevestigden dat ze veel moeite doen om via de media hun mening naar beleidsmakers over te brengen. Iemand legde uit dat ngo’s en andere belanggroepen altijd strijden om wie geciteerd zal worden in gerenommeerde websites en kranten zoals EurActiv, Politico, Financial Times, The Guardian en The Economist, omdat dit de media zijn waar politici naar kijken. Als er zoiets als de langetermijnstrategie uitkomt, zorgen de belangengroepen ervoor dat ze met alle journalisten in Brussel die ze kennen contact opnemen om er zeker van te zijn dat ze een stuk over hun standpunten schrijven.

Tegenwoordig is er een toenemend gebruik en ook een toenemend belang van sociale media bij het beïnvloeden van de politiek. Volgens de bevindingen in mijn onderzoek wordt het gebruik van sociale media, maar ook van traditionele media, ook een steeds belangrijkere strategie voor groene belangengroepen.

Veel belangengroepen zoals ngo’s maken vaak gebruik van grote mediacampagnes als lobbystrategie. Dit helpt hen om een onderwerp op de Europese agenda te krijgen. Veel belangengroepen laten ook opiniepeilingen uitvoeren, omdat deze het imago hebben “de stem van het volk” te vertegenwoordigen.

De lobbyisten die ik heb gesproken gaven aan dat EU-brede campagnes veel geld kosten. Daarom organiseren ze deze soms in samenwerking met andere ngo’s, voornamelijk degenen die ook deel uitmaken van de Green 10. Dit laat niet alleen het belang van financiële middelen zien, maar benadrukt ook het belang van banden en samenwerkingen tussen de organisaties.

Banden tussen organisaties
Volgens de lobbyisten die ik heb geïnterviewd kan kan een organisatie zich door deze banden aansluiten bij een coalitie. Dit zorgt ervoor dat een organisatie een extra bron van gegevens en informatie heeft. De organisaties in coalities worden echter meer blootgesteld aan groepsdruk om voorkeuren ten gunste van die coalitie uit te dragen. Binnen de Green 10 wisselen organisaties informatie met elkaar uit en proberen ze hun standpunten op elkaar af te stemmen, zodat ze “elkaar niet tegenspreken richting de beleidsmakers”. Alle leden hebben hun eigen specialiteiten en expertise, vertelden de mensen die ik heb geïnterviewd. Ze gaven aan dat dit hen ook helpt om het werk te spreiden.

De bevindingen uit de interviews lieten zien dat elk van de bovengenoemde factoren tot op zekere hoogte werd gebruikt als lobbystrategie. Uit de bevindingen blijkt dat het belangrijk is om aandacht te besteden aan de toenemende rol van met name de media en social media, iets wat nog onderbelicht is in de wetenschappelijke literatuur over belangenbehartiging.

 

Dauphine Sulzer is onderzoeksstagiaire bij de Public Affairs Academie en Van Oort & Van Oort