Budgettaire consequenties door noodpakket coronacrisis
Naar aanleiding van de coronacrisis heeft het kabinet dinsdag 17 maart een noodpakket banen en economie gepresenteerd. Dinsdagavond is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Het kabinet steekt miljarden in steunmaatregelen om onder andere bedrijven en werknemers te beschermen tegen de coronacrisis. De budgettaire consequenties zijn groot en kunnen nog veel groter worden als de crisis langer blijft duren.
De budgettaire verwerking van het pakket gebeurt via vier incidentele suppletoire begrotingen, van de ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Financiën (FIN). Het kabinet heeft deze incidentele suppletoire begrotingen gisteren in de loop van de dag bij de Tweede Kamer ingediend. De vier incidentele suppletoire begrotingen regelen samengevat het volgende:
Ministerie van EZK
- Verruiming van garanties voor bedrijven zodat ze makkelijker aan krediet kunnen komen. O.a. het garantiebudget van de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)-regeling wordt met € 1,1 mld verhoogd tot € 1,5 mld. De maximale GO-faciliteit per onderneming zal worden verhoogd van € 50 mln naar € 150 mln. De hiervoor genoemde bedragen zijn verplichtingen voor de overheid en leiden pas tot uitgaven wanneer bedrijven in financiële problemen komen en de overheidsgaranties leiden tot uitgaven. Als gevolg van de verruiming van de GO wordt er ca. € 75 mln aan extra uitgaven verwacht.
- In totaal gaan de uitgaven op de EZK-begroting in 2020 bij incidentele begroting met € 609 mln omhoog, waarvan € 481 mln aan subsidies, m.n. € 475 mln voor een noodloket voor de tegemoetkoming in de vorm van een gift voor de eerste nood bij ondernemers die direct zijn getroffen door overheidsmaatregelen ter bestrijding van de coronacrisis en die hun omzet daardoor geheel of grotendeels zien verdwijnen.
Ministerie van FIN
- Het ministerie van Financiën trekt geld uit om de belasting- en invorderingsrente gedurende drie maanden te verlagen naar 0,01%. Per saldo dalen hierdoor de uitgaven in 2020 met € 18 mln en de ontvangsten met € 165 mln. Er is ook een doorwerking naar latere jaren.
Ministerie van LNV
- Door een tijdelijke gunstiger borgstelling voor werkkapitaal onder de regeling Borgstelling MKB-Land-bouwkredieten (BL), kunnen de liquiditeitsproblemen van land- en tuinbouwbedrijven verlicht worden zodat bedrijven met een gezond toekomstperspectief gefinancierd kunnen blijven. Vooralsnog denkt LNV deze verruiming van de regeling binnen het bestaande garantieplafond (€ 120 mln) in te kunnen passen.
- Desondanks worden als gevolg van het coronavirus meer verliesdeclaraties als gevolg van faillissementen verwacht. Hiertoe worden de uitgaven met € 10 mln. verhoogd in 2020.
Ministerie van SZW
- SZW trekt in 2020 € 10 miljard uit voor een subsidie Tijdelijke maatregel overbrugging voor werkbehoud en € 3,8 miljard voor bijstand voor zelfstandigen.
- Als een kwart van de werkgevers een aanvraag doet voor gemiddeld 45 procent van hun loonsom, dan zijn de verwachte uitgaven voor de Tijdelijke maatregel overbrugging voor werkbehoud circa € 10 miljard in de eerste 3 maanden. Is het aantal aanvragen of de omvang van de aanvragen hoger, dan nemen de kosten navenant toe.
- Deze in totaal € 13,8 miljard is geraamd voor de eerste drie maanden. Daarna is nadere besluitvorming nodig.
Volgens minister Hoekstra zijn de bedragen in het noodpakket ruwe inschattingen die significant hoger en lager kunnen uitvallen omdat de precieze voorwaarden, de mate van beroep op de regelingen en de termijn van de maatregelen nog onduidelijk zijn. In volgende begrotingswetten worden aangepaste bedragen aan de Kamer voorgelegd.
Voor wat betreft de financiering gaat het kabinet uit van automatische stabilisatie. Oftewel: de uitgavenverhogingen zijn nodig om de economie te stabiliseren. Er staan nu geen extra bezuinigingen of lastenverzwaringen tegenover.
Als de economische groei terugvalt, valt ook te verwachten dat de belasting- en premieontvangsten van de overheid terugvallen. In het verleden is gebleken dat de Nederlandse overheidsfinanciën in dit opzicht behoorlijk conjunctuurgevoelig zijn. Hierover gaan de incidentele suppletoire begrotingen echter niet.
Normaal gesproken wordt nieuw beleid in uitvoering genomen nadat de Tweede en Eerste Kamer de begrotingswetten hebben geautoriseerd. Vanwege de urgentie zal het kabinet nu niet wachten tot er formele autorisatie is van de Tweede en Eerste Kamer, maar zal het kabinet de uitvoering van de maatregelen starten conform lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016: “Zolang een voorstel van wet tot wijziging van een begrotingsstaat niet tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt nieuw beleid dat ten grondslag ligt aan die wijziging, niet in uitvoering genomen, tenzij uitstel van de uitvoering naar het oordeel van Onze Minister die het aangaat niet in het belang is van het Rijk en hij de Staten-Generaal daarover heeft geïnformeerd.”
Door Marcel de Ruiter
Marcel is senior adviseur public affairs en financieel-economisch specialist bij Van Oort & Van Oort, en daarnaast trainer bij de Public Affairs Academie.