Boekrecensie | Logboek van een topdiplomaat: Keurig binnen de lijnen van de diplomatie
‘De job van diplomaat,’ schrijft de Belgische oud-diplomaat Johan Verbeke, ‘kent geen gelijke, het is het mooiste geschenk dat ik mocht krijgen.’ Want waar het leven van veel ambtenaren volgens hem niet verder komt dan métro, boulot, dodo (treinen, werken, pitten), mocht hij door zijn werk ‘veel, heel veel wereld’ ontdekken. Als lezer willen wij daar natuurlijk alles van weten. Al helemaal omdat Verbeke belooft ons mee te laten kijken naar het spel van ‘macht en invloed’ in de internationale betrekkingen. Maar zijn boek maakt de verwachtingen helaas te weinig waar.
Johan Verbeke was een carrièrediplomaat. In 1981 werd hij aangenomen op het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij begon net als iedereen ergens onderop, in zijn geval in Libanon. Maar 35 jaar later zwaaide hij af als ambassadeur van België in de Verenigde Staten, een van de allerhoogste diplomatieke posten. Daartussen bekleedde hij tal van interessante posities. Zijn ‘ervaringsboek’ draagt terecht de door zijn uitgever gekozen titel ‘Logboek van een topdiplomaat’. Maar tegelijkertijd geldt natuurlijk, zoals dat ook voor bijvoorbeeld Nederlandse diplomaten geldt, dat hij een land vertegenwoordigt dat rijk en hoogontwikkeld is, maar geopolitiek slechts een relatief bescheiden positie inneemt.
Verbeke maakt dit laatste bijvoorbeeld duidelijk als hij een ontmoeting in 1991 beschrijft tussen ‘zijn’ minister van Buitenlandse Zaken, Mark Eyskens, en diens Amerikaanse collega, James Baker. We staan aan de vooravond van de Eerste Golfoorlog. ‘De bedoeling was alle bondgenoten op één lijn te krijgen, ook België. Het gesprek tussen Baker en Eyskens verliep vlot. Toen Eyskens suggereerde even een alternatieve denkpiste te overwegen, schudde Baker het hoofd en zei op vriendelijke maar besliste toon: “No Mark, no way.” Die vier woorden zijn me lang bijgebleven als tekekend voor de relatie tussen grootmacht en klein land.’
Winston Churchill
Het is een simpel, maar heel boeiend en veelzeggend voorbeeld van diplomatie in actie. Verbeke moet dit als topambtenaar en diplomaat in talrijke varianten hebben meegemaakt. Maar jammer genoeg slaagt hij er in zijn boek te weinig in om zijn boeiend beroep voor de lezer echt tot leven te wekken. Hij geeft ons de beroemde beschrijving van zijn vak door Winston Churchill (“Diplomacy is the art of telling people to go to hell in such a way that they ask for directions”), maar geeft te weinig echte inkijkjes in de luisterrijke praktijken van zijn vak. Hij wil ons zicht geven, zoals de ondertitel van zijn boek luidt, op ‘macht en invloed in de catacomben van de internationale betrekkingen’, maar lijkt zich te weinig te realiseren dat we ons dan in ondergrondse grafgewelven begeven. Meer licht en lucht zou de beschouwingen op zijn werk ten goede komen.
In plaats daarvan streeft de erudiete Verbeke naar volledigheid in zijn logboek. Dat leidt tot te veel te weinig zeggende opsommingen. Bijvoorbeeld over het werk in zijn tijd als Permanente Vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties in New York, tussen 2004 en 2008. ‘Als ik zo de meeste dingen overloop waarmee ik de eerste twee jaar bezig was,’ schrijft hij, ‘dan kom ik tot het volgende beeld.’ Waarna een bomvolle en vrijwel nietszeggende pagina volgt. Dat gebeurt vaker.
Zijn schrijfstijl maakt een en ander er niet altijd aangenamer op. Zinnen als ‘Voor een ministerie van Buitenlandse Zaken is de transversale coördinatie van de beleidsposities van onderscheiden ministeriële departementen en deelstaten van cruciaal belang’ geeft ons niet echt de indruk dat Verbeke bezig is om op een grootse en meeslepende manier ‘veel, heel veel wereld’ te ontdekken.
Cirkelredenering
Verbeke schreef meer boeken, zoals Diplomatic Skills en Diplomacy in Practice. Mogelijk laat hij daarin meer weten over wat diplomatie is en hoe zij werkt. In dit ‘logboek’ komt dit soms in losse fragmentjes en opmerkingen aan de orde. Maar de door hemzelf aan het begin opgeworpen vraag wat het betekent en hoe het ‘voelt’ om diplomaat te zijn, krijgt onvoldoende antwoord. Heel snel al stelt Verbeke: ‘Diplomatie is simpelweg wat diplomaten doen, wat ze feitelijk doen, niet eens wat ze zeggen te doen.’ Met deze cirkelredenering moeten we het doen. Waarna we nog ruim 200 pagina’s lezen wat Johan Verbeke allemaal feitelijk heeft gedaan.
Zoals vergaderen uiteraard, heel veel vergaderen. Volgens Verbeke ontdekt de diplomaat de wereld ‘van de bergen en de meren, van de woestijnen en oerwouden’. Maar vooral toch ontdekt hij de al dan niet schimmelende ‘grafgewelven’ van de diplomatieke kantoren.
Natuurlijk is het een belangrijk en prachtig beroep, dat van diplomaat. En laat ons wel wezen, je komt inderdaad nog eens ergens. ‘Je wordt niet rijk met diplomatie,’ schrijft Johan Verbeke terecht, ‘maar je leeft wel rijkelijk.’ Dat alles natuurlijk vooral om daarmee als diplomaat je land nog beter te kunnen dienen. Dwang uitoefenen à la James Baker behoorde voor Belgen (en Nederlanders) hooguit tot de mogelijkheden in de voormalige kolonies, maar ook die zijn gelukkig niet vatbaar meer voor deze hard power. Wat de Belgische diplomaat rest is soft power, ‘verleiding en overtuiging’. Daarover dan graag nog een keer een echt spannend en levendig boek.
Kees Broere
Johan Verbeke
Leuven 2025
240 pagina’s, 26,50 euro