Boekrecensie | Democracy Erodes from the Top
Democracy Erodes From The Top: Leaders, citizens, and the challenge of populism in Europe
Auteur: Larry M. Bartels (Princeton University Press, 2023)
Deze prikkelende titel is de introductie op opmerkelijke conclusies over opinievorming van burgers in de EU over de periode 2002 -2019. De centrale vraagstelling van Bartels is actueel: hoe groot en stabiel is de steun voor het populisme in de Europa? Zo ja, welke oorzaken zijn er dan en mogen we veronderstellen – een veel gehoorde hypothese – dat geloof in de democratie, afbrokkelende steun voor de Europese Unie als gezamenlijk project, gepaard gaand met toenemende anti-immigratiegevoelens de motor vormen van de groei van het populisme? Hoe vertaalt zich die groei zich in politieke macht?
Gealarmeerd door tal van publicaties in de media (maar ook in de wetenschap) bestudeerde Bartels de data van het European Social Survey (ESS) in de periode 2002 tot 2019. De ESS is een academisch samenwerkingsverband dat in 23 Europese landen sociale en politieke opvattingen analyseert. Populisme (of ‘right – wing populism’) wordt door Bartels niet besproken als politieke stroming die niet bij de meerstemmige democratie zou horen. Bartels baseert zich bij de begripsvorming op definities en studies van de bekende populisme ‘watcher’ Cas Mudde. Zolang de politieke strijd die populisten voeren met de andere politieke partijen om de kiezersgunst binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat plaats vindt, hoort het volgens Mudde bij de democratie.
Bartels onderzoekt of er in diverse Europese landen waar in deze jaren sprake was van oplopende werkloosheid, versobering van voorzieningen en grote onzekerheid over de toekomst een aanwijsbaar causaal verband was met de opkomst van het populisme. In opvolgende hoofdstukken komen de diverse crises gedetailleerd aan de orde met statistieken van uitslagen. Zijn het de cumulatieve effecten van de genoemde verschijnselen in Europese regio’s of landen de roep om populistische verlossers dominant hebben gemaakt? Zelfs met het effect van fundamenteel ter discussie stellen van de democratie?
Afgezien van gebruikelijke regeringswisselingen (met soms onvoorspelbare wendingen zoals in Italië en Griekenland) komt Bartels met de koude douche voor degenen die in de hypothese geloven: er ontstond nergens een diepgaande en blijvende vertrouwenscrisis. De vertrouwensscores en de manier waarop de politiek de problemen aanpakte werd zelfs nergens een existentiële vraag over de democratie. Er bleek evenmin een correlatie aanwijsbaar tussen afnemend vertrouwen in de democratie en toenemende polarisatie in sommige landen. Bartels laat aan de hand van data, interpretatie en leerzame statistieken zien dat de effecten van de Eurocrisis evenmin een breed gedragen ruk naar radicale oplossingen (type Reagan of Trump) laten zien. De steun voor de beginselen, met specifieke regionale en nationale kenmerken, van de welvaarsstaat (herverdeling en uitgaven voor sociale zekerheid) staat recht overeind. Evenmin hebben de gebeurtenissen de houding van burgers tegenover immigratie structureel beïnvloed. De immigratiepiek van 2015 gaf politieke spanningen in diverse landen, en het blijkt een constante dat oudere generaties kritischer staan tegenover migratie dan jongeren. Toch bleef na de dip in 2015 het draagvlak voor de asielopvang en arbeidsmigratie over de hele periode stabiel.
De onderzoeken laten zien dat er geen wetenschappelijke basis is om te veronderstellen dat er op basis van de onderzochte kwesties en de daarmee samenhangende zorgen van burgers een intrinsiek groeiend potentieel voor populisme is ontstaan in de onderzoeksperiode.
“Rather remarkable, given the common understanding of populism in contemporary Europe, the overall prevalence of right-wing populist sentiment turns out to be essentially constant since the turn of the century”. (P. 148) (..) “The populist ”wave” , such as it is, reflects changes in political elites, not shifting public opinion”. (P. 150)
Dat roept de vraag op hoe dan toch hier en daar het populisme belangrijke politieke invloed kon verwerven. Bartels weet wel raad met die vraag:
“Across Europe, political analysts and mainstream party leaders have frequently misread modest flare-ups in support for right-wing populist parties as major shifts in public sentiment, magnifying the political influence of extremists”
Deze verklaring baseert hij zich op een eigen wetenschappelijke analyse van de democratie en de wisselwerking tussen leiders en volgers. Daar wordt ook anders over worden gedacht, namelijk door aanhangers van de zg. folk theory. Die gaat er, kort gezegd, vanuit dat het soevereine volk altijd zelf intrinsiek politiek gemotiveerd zou zijn met duidelijk omlijnde opvattingen over politieke keuzes. Dat het populisme uit “het volk” voortkomt en slechts ‘verzilverd’ hoeft te worden door de politieke partij die deze heldere herkenbare keuze in zijn vaandel overneemt.
Nee, stelt Bartels, het is omgekeerd. Volgens Bartels is namelijk het sentiment (en de keuze in het stemhokje) bij de kiezer aanbod gestuurd, niet vraag gedreven. Op basis van onderzoek en analyse concludeert hij dat er een vrij natuurlijke bovengrens is van het potentieel voor populisme in Europa. Alleen calculerende coalitiepartijen partijen kunnen dat populistisch potentieel helpen benutten. In landen waar coalitievorming een vereiste is voor regeringsmacht zijn er altijd zulke partijen die de grootste (of de meest radicale) partij de ruimte geven, om zelf een paar eigen doelen te kunnen bereiken. Allereerst door als ‘enablers’ de reeds gevormde populistische zetelmacht te helpen verzilveren in politieke meerderheidsmacht. Vervolgens door toe te staan dat de gevormde regering de weg inslaat naar verzwakking van de rechtsstaat. Wie zich in het populisme heeft verdiept zal erkennen dat in het populisme de rechterlijke macht doorgaans wordt gezien als een obstakel voor de verwezenlijking van de ware overtuiging van het ‘volk’.
De auteur bespreekt uitvoerig waarom de claims van politieke leiders Orban in Hongarije en Kaczinski in Polen, dat zij een mandaat hebben gekregen van een grote meerderheid van het volk voor hun radicale politiek, slechts een leugentje om bestwil (machts wil) zijn. De van oorsprong conservatieve partijen in Polen en Hongarije konden pas door de verworven macht hun greep op de kiezer uitbouwen. Bartels noemt dat aanbod gestuurd. Zij vergrootten hun aanhang ver buiten hun electorale potentieel door doelbewust media monopolies en electorale manipulaties in te zetten. In Polen bleek desondanks de oppositie in staat dat monopolie bij de meest recente verkiezingen te doorbreken.
Een prikkelend geschreven en goed gedocumenteerd boek. Ook bij de actuele vragen rond coalitievorming in ons eigen land, biedt Bartels’ stellingname stof tot nadenken. Wie zijn in ons land de enablers en welk kabinet kan er worden gevormd? Wat zou kabinetsdeelname van vooral de PVV in de toekomst kunnen betekenen voor de aanbodzijde van de politiek?
Het verloop van de huidige kabinetsinformatie zou zo maar tot gevolg kunnen hebben dat Bartels in de tweede druk een voetnoot met een verklaring van de opmerkelijke electorale ontwikkelingen in Nederland zal willen toevoegen!
Joris Backer ~ Joris Backer (1953) was van 2011 tot en met 2023 Eerste Kamerlid voor D66. Hij was onder meer directeur Corporate Legal van Schiphol en advocaat en werkzaam bij Shell. Hij hield zich in de Eerste Kamer onder meer bezig met Europa, justitie, financiën (begroting) en wetenschap. De heer Backer was in de periode 2015-2019 tweede ondervoorzitter van de Eerste Kamer en van 11 juni tot 2 juli 2019 tijdelijk Voorzitter.