Boekrecensie | BETER SPREKEN VOOR EEN BETERE WERELD
Het staat op het internet. Maar of het ook waar is? Geen idee. Gemiddeld schijnt een mens in het leven ruim 860 miljoen woorden hardop uit te spreken. Alles bij en door elkaar; dus niet alleen ‘Ik heb een droom’ of ‘Jij bent zo lief’, maar ook zinnen als ‘Flikker toch een end op, man’ en ‘Wilt u nog koffie?’ Woorden mét, en woorden zonder bijzondere betekenis. Ware woorden, of vette leugens. We communiceren ons al met al te pletter, ‘zeg maar’ (zoals premier Dick Schoof zou zeggen). Maar zijn we ook waarachtig? Wat is dat eigenlijk, waarachtig? En moeten we het ook willen zijn? Het zijn maar een paar van de vragen waarover de ervaren en gelauwerde speechschrijver, sprekerscoach en strategisch adviseur Jan Sonneveld zich buigt in zijn onlangs uitgekomen, ambitieuze boek ‘Sprekend leiderschap’.
Er is een goede kans dat u een aantal van Jan Sonnevelds woorden ooit zelf gehoord heeft. Niet omdat hij om de andere dag ergens op een zeepkist staat te spreken, maar omdat hij als schrijver van toespraken werkt voor allerlei mensen, zoals ministers, die u en ik als ‘leiders’ hebben leren kennen. Om zijn opdrachtgevers te beschermen noemt hij hen niet of nauwelijks bij naam. Maar neemt u van de kenners aan: de lijst is indrukwekkend.
In zijn trainingen buigt hij zich daarnaast als coach over wat hij ‘de instrumentenkist van de retorica’ noemt. Dan gaat het er vooral praktisch aan toe en praat Sonneveld niet alleen over chique zaken als logos, ethos en pathos, maar laat hij ook aan de hand van allerlei bekende of nuttige voorbeelden zien wat een aspirant-speechschrijver met een juist gebruik van de retorische instrumentenkist zoal voor elkaar weet te brengen.
Die kist komt in ‘Sprekend leiderschap’ ook voor, maar de behandeling ervan is niet het belangrijkste in dit boek (al was het maar omdat hij daarmee zichzelf het speechschrijvende en coachende brood uit de mond zou kunnen stoten). Nee, Sonneveld wil ons vertellen over de ‘macht en daadkracht’ van de taal en ons daarbij ook het belang van een ‘retorische moraal’ voorhouden. Want ja, uiteindelijk wil de auteur ons niet alleen meer leren over sterke toespraken, maar ons ook meenemen naar een, zou het kunnen, ‘betere wereld’.
Stimulerende voorganger
Dat alles doet hij doorgaans op een even heldere als overtuigende manier. In zijn zoektocht naar ‘waarheid én gemeenschappelijkheid’ en naar waarachtigheid en integriteit is hij vaak een stimulerende voorganger, een empathische dominee die het zicht houdt op het belang dat hij hecht aan spirituele waarden, maar zich daarbij al even tolerant opstelt tegenover de meer seculier geïnspireerde zoekers.
Een enkele keer slechts verliest zijn betoog aan helderheid en overtuigingskracht, en lijkt zijn schrijven meer op een wat wazig discours van middeleeuwse mystici die een bondgenootschap zijn aangegaan met postmoderne Franse filosofen plus de leden van het Zelfhulpgilde, en dan tot zinnen komen als ‘Een goede spreker durft zo ook de onzekerheid van de stilte te omarmen’, of ‘Als je stevig staat, sta je zelf niet meer op het spel.’ Op dergelijke momenten verdwijnt de dominee met dwaallicht en al in een retorische mist, wat mij betreft.
Maar dit zijn de sporadische uitzonderingen. Jan Sonneveld slaagt erin te laten zien hoe de buigzaamheid van de taal niet alleen tot retorische uitglijders kan leiden, maar ook spreker en toegesprokenen op een hoger plan kan tillen. Dat doet hij ook door te wijzen op de reële gevaren die kleven aan wat ik maar even retorisch immoralisme zal noemen, zoals dat bijvoorbeeld tot uiting is gekomen in de verschrikkingen van de nazi-tijd, waarin woorden heel bewust werden gekozen om emoties op te wekken en deze sluipenderwijs van betekenis te laten veranderen.
Waarmee de taal van de spreker onderdeel kan worden van de gruwelijkheden van de Holocaust. ‘Dat was toen, zeg maar’ en Sonneveld behandelt het op pagina 64. Maar tachtig pagina’s verderop klinkt de eigentijdse echo, wanneer de auteur spreekt over ‘woordrot’ en in dat verband de Nederlandse columniste Hassnae Bouazza aanhaalt, die schrijft over ‘wat taal doet: het verandert de realiteit in de hoofden van mensen.’ En nee, dan gaat het niet over de nazi’s en de Holocaust, maar over de opvang in het zo democratische Nederland van vluchtelingen, asielzoekers en anderen over wier ‘terugkeer’ de zogeheten leiders van nu zich uitspreken.
De kracht van imperfectie
‘Sprekend leiderschap’ is met zijn 287 pagina’s een vol boek. Dat op zich geeft helemaal niks, want het onderwerp is belangrijk, ‘woorden doen ertoe’ en Jan Sonneveld neemt de tijd om zijn betoog te onderbouwen. Hij onderstreept het belang van ‘waarachtig communiceren’ op allerlei manieren en op talloze plaatsen in de tekst. Maar de meest kernachtige omschrijving daarvan staat al in de inleiding. Waarachtig communiceren gaat, natuurlijk onder de nodige andere zaken, ‘over jouw relatie met de mensen en de wereld om je heen en hoe je die met woorden tot leven brengt.’
Wat daarbij ook zo aardig is, is dat we van deze coach geen perfecte sprekers hoeven te zijn. Sterker nog, Jan Sonneveld maakt duidelijk waarom de gladjanusachtige woorden van hen die wel met retorische gaven zijn begiftigd, maar geen waarachtigheid kennen, het afleggen tegen de ogenschijnlijke imperfecties van de spreker bij wie waarachtigheid en integriteit onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden.
Natuurlijk, velen van ons zouden willen spreken als een Barack Hussein Obama Junior, of minstens diens speechschrijver willen zijn. Dus hup Jan Sonneveld, denken we dan, geef ons het ‘gereedschap’ om tenminste een paar van die ruim 860 miljoen woorden en woordjes in ons al te vaak onbeduidend leventje luid en overtuigend te laten klinken. Maar helaas of niet, dat is niet de bedoeling van ‘Sprekend leiderschap’, al bevatten de pakweg laatste 50 pagina’s talrijke praktische sprekerstips. Voor al het overige werk zullen we toch echt bij de meester op cursus moeten.
Kees Broere
* * * *
Jan Sonneveld, Sprekend Leiderschap
Uitgeverij Balans
287 pagina’s, 25,00 euro